"Ik ben Van der Sar!"
Het is een koude, grijze februaridag en ik loop door Assendorp, Zwolle. Richting de winkelstraat om wat noodzakelijke dingetjes te kopen, kom ik over het plein midden in de wijk. Het plein is rustig en verlaten, totdat er vier jongetjes van een jaar of 8 naar buiten rennen. Eén van hen heeft een voetbal onder de arm, dus over enkele ogenblikken zal het niet meer zo rustig zijn. “Jongens, ik sta op doel en dan ben ik Edwin van der Sar!”, roept het voorste voetballertje.
Een ultiem gevoel van nostalgie komt bij me boven. Toen ik zo oud was als deze jongetjes, was het elke dag bal. Op de hoek van de straat voetballen met mijn broers, met als geïmproviseerde doelpalen twee putten aan weerskanten van de straat. Eén tegen één, ‘tienen’, gewoon doeltje trappen, goals van Euro 2000 naspelen of ‘afmakertje’. Wat we deden maakte niet uit, zolang we maar lekker konden voetballen. Af en toe kwamen we er wel achter dat de stenen hard waren. Maar ja, dan moest je maar gewoon overeind blijven in de strijd. Ik meen me te herinneren dat de stenen op een koude dag als deze nog harder leken. Dappere spelertjes, hier in Assendorp.
Ook op de basisschool werd elke vrije minuut benut door te voetballen. De verplaatsbare klimrekjes werden gekanteld en fungeerden als goaltjes. Door er een kleed om te spannen hadden we zelfs een echt net erachter. Dat scheelde tijd, want dan hoefde het tennisballetje niet na elke goal weer opgehaald te worden. Die tijd was kostbaar, want elke minuut dat er niet werd gevoetbald, was een verloren minuut. En van blessuretijd hadden noch wij, noch de juffen en meesters gehoord, dus wanneer de pauze was afgelopen, was deze ook echt afgelopen.
Gelukkig bespaarden we ook altijd veel tijd dankzij twee opofferingsgezinde klasgenoten: zij wilden altijd wel op doel. Nou ja, echt een opoffering was dat ook weer niet. Ze konden niet zo goed voetballen, dus om zeker te zijn dat ze een rol konden spelen gingen ze dan maar op doel. De rest vond dat prima, want dat scheelde weer discussie en ruzie over wie er op doel moest. Door de twee beste voetballers even te laten ‘poten’ en de teams te laten kiezen, konden we altijd snel beginnen. En als het even kon vond dit ’s ochtends rond half 9 al plaats, voor schooltijd, zodat we in de eerste pauze direct van start konden.
Er is eigenlijk helemaal niets veranderd, zie ik op dat pleintje in Zwolle. Het maakt niet uit hoe koud het is, of hoe hard de stenen dan zijn, er wordt gewoon gevoetbald. En het minst getalenteerde voetballertje kent ook in 2011 zijn plek: in het doel. De andere jongetjes zullen hem wel dankbaar zijn. Zo niet, dan zijn ze dat tien jaar later wel als ze op een willekeurig pleintje een nieuwe generatie zien voetballen.
Gek genoeg is er ook niets veranderd in het kiezen van een voetballer die je dan bent. Natuurlijk doet men dat nog steeds, maar opvallend is dat Van der Sar nog altijd wordt genoemd. Want die was in mijn tijd, een ruime tien jaar geleden, al eerste keus als je op doel stond. Ongelooflijk eigenlijk, want welke keeper kan zeggen dat hij zo lang aan de absolute wereldtop heeft gestaan? Van der Sar heeft dan ook bijna alles gewonnen in zijn lange carrière. Het enige wat helaas ontbreekt is een prijs met het Nederlands Elftal.
Inmiddels heeft Van der Sar zijn afscheid aangekondigd en is hij bezig aan zijn laatste maanden als keeper van Manchester United. Ik hoop van harte dat hij fantastisch afsluit, met als het even kan een heldenrol in het winnen van de Champions League, de FA Cup en de Premier League. Dan wordt het een hele ondankbare taak om hem volgend seizoen op te volgen. Verschillende namen worden genoemd, maar één keeper heeft al laten zien hem op te kunnen volgen: Maarten Stekelenburg. Hij heeft op het WK in Oranje met belangrijke reddingen laten zien de erfenis aan te kunnen.
Dat weet ook het keepertje op het plein in Zwolle, want hij bedenkt zich plots: “O nee, toch niet. Ik ben Stekelenburg!”
12 reacties
Recommended Comments