Het Autodromo José Carlos Pace ligt in Interlagos, een voorstad van Sao Paulo. Het circuit is vernoemd naar de Braziliaanse coureur Carlos Pace, die in 1975 in zijn thuisrace de enige zege uit zijn Formule 1-carrière boekte en begin 1977 bij een vliegtuigongeluk om het leven kwam. Opmerkelijk is, dat Pace destijds voor Brabham reed en dat toenmalige Brabham-baas Bernie Ecclestone hem als een toekomstig wereldkampioen zag. Niet voor niets werd dit circuit naar hem vernoemd. Nu is Interlagos een circuit waar je met veel ‘power’ in het voordeel bent. De baan is uitgezet in een soort natuurlijke arena, waardoor de toeschouwers een geweldig uitzicht hebben. Op de hoofdtribune heerst een stemming als in een voetbalstadion, maar de spannendste inhaalmanoeuvres zijn te zien in de ‘Senna S’. Voor de coureurs betekent het circuit een ongebruikelijke belasting van de nekspieren, doordat er tegen de klok in (dus linksom) wordt gereden. Het circuit heeft veel snelle en middelsnelle bochtencombinaties en is bij de coureurs berucht om zijn hobbelige wegdek. Regen en hitte kunnen er flink huishouden.



Grand Prix:

Wat vijfvoudig wereldkampioen Juan Manuel Fangio voor Argentinië betekende, was tweevoudig wereldkampioen Emerson Fittipaldi voor Brazilië. Na Fittipaldi (in 1972 en 1974) werden nog twee Brazilianen wereldkampioen: Nelson Piquet (in 1981, 1983 en 1987) en Ayrton Senna (in 1988, 1990 en 1991). Alleen al daarom is het terecht, dat sinds die periode de Grand Prix van Brazilië ononderbroken plaats heeft.

De lokale helden Emerson Fittipaldi (1973 en 1974) en Carlos Pace (1975) gingen in de eerste drie jaar dat de Grand Prix van Brazilië op het circuit van Interlagos werd verreden, met de eer strijken. Twee jaar na zijn overwinning vond Pace de dood, niet zoals vele vakgenoten door een raceongeluk, maar als gevolg van een vliegtuigongeluk.

In 1991 en 1993 won ook de Braziliaanse halfgod Ayrton Senna de race in zijn geboortestad Sao Paulo. Ook Nelson Piquet schreef zijn thuisrace tweemaal op zijn naam. Piquet kwam echter uit de stad Sao Paulo, toevallig de aartsrivaal van Rio de Janeiro. Toen hij in 1983 en 1986 de Grand Prix van Brazilië won, was dat dan ook op het circuit van Jacarepagua in Rio, het latere Autodromo Nelson Piquet. Daar werden de Formule 1-races van 1978 en van 1981 tot en met 1989 verreden.

De winnaar van 2000 heette Michael Schumacher en in 2001 was het de beurt aan David Coulthard. Michael Schumacher zegevierde andermaal in 2002, voor broer Ralf. Na een chaotische regenrace zegevierde in 2003 Giancarlo Fisichella (Jordan-Ford), al wees een blunderende wedstrijdleiding aanvankelijk Kimi Raikkonen als winnaar aan. De Italiaan kreeg zijn huldiging elf dagen later alsnog.

In 2004 ging de zege naar Juan Pablo Montoya, die daarmee zijn werkgever Williams op een mooi afscheid van de renstal trakteerde. De Colombiaan versloeg in een enerverend duel (wiel-aan-wiel in de pit) Kimi Raikkonen. (McLaren).

Circuit:

Het circuit van Interlagos opende in 1940 zijn poorten, waarna het jarenlang nauwelijks gemoderniseerd werd. Toen dat eindelijk wel gebeurde, mocht het circuit vanaf 1973 het Formule 1-circus verwelkomen. In 1978 raakte het circuit zijn meest prestigieuze race een jaartje kwijt aan concurrent Jacarepagua in Rio de Janeiro. Het was een voorbode voor nog meer rampspoed, want vanwege achterstallig onderhoud verdween Interlagos in 1981 voor lange tijd van de internationale race-kalender. Pas in 1990 vond Bernie Ecclestone het circuit rijp voor een terugkeer van de Formule 1. De Brazilianen hadden fors geïnvesteerd om de baan, de pitstraat en het medisch centrum te laten voldoen aan de eisen van de moderne tijd. Intussen ligt Jacarepagua, eigendom van oud-wereldkampioen Emerson Fittipaldi, op de loer om de fakkel van Interlagos weer over te nemen.